9 maart 1915 – 30 januari 2001
Hij was de hoogst scorende RAF piloot die de oorlog overleefde. Johnnie Johnson schoot 38 vijandelijke vliegtuigen neer tussen juni 1941 en september 1944.
Hij begon zijn carrière bijna aan het einde van de slag om Engeland. De Luftwaffe voerde dagelijks aanvallen uit op Engeland. Veel van zijn slachtoffers vlogen in Messersmitts bf 109 vliegtuigen. Hij kreeg voor zijn overwinningen drie DSO’s en twee DFC’s.
Voor de oorlog werkte hij als burgerlijk ingenieur en hij wilde lid worden van de Auxiliary Air Force. Maar een breuk, die hij had opgelopen tijdens een rugby-wedstrijd hield hem helaas tegen. Met de oorlog voor de deur werd hij toch lid van de RAF Volunteer Reserve.
In augustus 1939 werd hij opgeroepen voor het 19e Squadron. Maar het 19e squadron was een heel actief in de Battle of Britain en kon met ‘rookie’ Johnson niets beginnen. Johnson werd overgeplaatst naar het 616e Squadron, Auxiliary Air Force. Dit squadron was nog niet betrokken in de strijd.
Johnson kreeg weer last van zijn nog niet helemaal herstelde breuk en liet zich opereren. Daardoor was hij te laat om nog te kunnen deelnemen aan de slag. Hij deed wel de nodige ervaring op boven Frankrijk als onderdeel van Douglas Bader’s wing. Hij vloog regelmatig als wingman van deze. Johnson deed veel ervaring op als nr 2 van de grote Douglas Bader.
Johnson eerste overwinning behaalde hij op 26 Juni 1941. Toen schoot hij zijn eerste Bf 109 neer. Tegen september was zijn score opgelopen tot 6 (allemaal Me109s) en hij kreeg het DFC. Hierdoor bevorderde hij tot flight commander. Bader werd neergeschoten boven Frankrijk en werd krijgsgevangen genomen.
Tegen 16 augustus kreeg hij het bevel over het 610e Squadron, en schoot zijn eerste Fw 190 neer. Begin 1943 werd hij leader van de Canadese wing in Kenley.
In September 1943, was zijn score opgeklommen tot 25, en kreeg hij een staff job als planner in het hoofdkwartier van de 11e Group. Hij keerde terug in actieve dienst als commandant van het Canadese 144e RCAF Wing in maart 1944. Als deel van de 83e Group 2nd Tactical Air Force was hij betrokken bij de intensieve aanvallen op het vasteland in de dagen die voorgingen op D – Day.
Na de landing in Normandie werd hij de eerste geallieerde commandant die operaties leidde vanop Franse bodem. Zijn laatste overwinning behaalde hij op 27 september 1944. Daar schoot hij een Fw 190 neer en kreeg daarbij ook zijn eerste hit.
Johnson eindigde de oorlog als commandant van de 125e Wing in mei. Hij schoot in totaal 38 vliegtuigen neer. Na de oorlog bleef hij bij de RAF. En in 1950 werd hij gedetacheerd bij de USAF en toen de Koreaanse oorlog uitbrak ging hij naar Korea waar hij de US Air Medal en de Legion of Merit behaalde.
Daarna werd hij nog commandant van de RAF Wildenrath in Duitsland, 1952- 54. Op de bommenwerperbasis van Cottesmore was hij commandant van 1957 tot 1960.
Hij eindigde zijn carrière bij de Air Forces Middle East, in 1965. Daarna ging hij op vervroegd pensioen. Tijdens zijn pensioen was hij nog steeds heel actief. In 1969 stichtte hij de ‘Johnnie’ Johnson Housing Trust, een liefdadigheid instelling die zorgde voor woningen voor arme mensen. Deze trust beschikt momenteel over ongeveer 4000 eigendommen in Noord England.
Johnson publiceerde ook een aantal boeken; o.a. Wing Leader (1956), The Story of Air Fighting (1985), Courage in the Skies (1992) and Winged Victory (1995).
Air Vice-Marshal J. E. (Johnnie) Johnson werd geboren op 9 maart 1915, en overleed op 30 januari 2001. Hij behaalde een leeftijd van 85 jaar.