Duel van de dreadnoughts
Op 31 mei 1916 wist de Britse Royal Navy na twee frustrerende oorlogsjaren eindelijk de Duitse Hochseeflotte bij Jutland te onderscheppen en keerde in een vreugderoes terug naar de havens. Niet lang daarna braken echter de eerste controverses over het eindresultaat van de slag uit.
Het was een voorspelbaar krijgsplan van de Duitse strategen. Vice-admiraal Franz von Hipper zou in de vroege ochtend van 31 mei 1916 met zijn Verkenningsdivisie van slagkruisers en lichtere schepen de rivier de Jade achter zich laten. Vervolgens zou hij langs Jutland naar het noorden opstomen voor een demonstratie in het Skagerrak. Hij moest de Britse slagkruiservloot achter zich aan lokken. Daarna zou de vloot worden afgesloten van zijn thuishavens door de Hochseeflotte onder commando van vice-admiraal Reinhard Scheer.
De Britten onderschepten en ontcijferden de Duitse radioberichten en kenden daardoor de Duitse plannen. De slagkruiservloot van vice-admiraal sir David Beatty en de Grand Fleet van admiraal sir John Jellicoe verlieten al op 30 mei ’s avonds de havens om de Duitsers ten westen van het Skagerrak te kunnen onderscheppen.
De Duitsers verzonden alleen hun berichten van Scheers vlaggenschip SMS Friedrich der Grosse. Niet vanaf het schip zelf maar vanaf een walstation. Daardoor dachten de Britten ten onrechte dat de Hochseeflotte nog in Wilhelmshaven lag. Jellicoe volgde Beatty in een kalm tempo en op een te grote afstand. Zowel Beatty als Hipper dachten hun tegenstander zonder versterking te zullen treffen. Voor beiden was dat een misrekening.
Schermutselingen van lichte schepen
Op 31 mei stuitte de lichte kruiser HMS Galatea (een van de verkenners van Beatty) om 14.20 uur op elementen van de lichte eenheden van Hipper. Er brak een vuurgevecht los en beide slagkruiservloten haasten zich naar het strijdtoneel. Beatty kon rekenen op vier van de snelle “Queen Elizabeth” klasse slagschepen van het 5e Slagschipeskader van schout bij nacht Hugh Evan-Thomas.
Om 15.30 maakten de hoofdmachten contact bij redelijk goed zicht. Het vliegtuigmoederschip HMS Engadine zond verkenningsvliegtuigen de lucht in maar hun bijdrage aan de slag zou minimaal blijven.
Von Hipper draaide weg naar het zuiden om Beatty naar Scheer te lokken. Vanaf 15.48 uur waren beide vloten volop in gevecht verwikkeld over een afstand van circa 14 kilometer. Deze eerste fase verliep rampzalig voor de Royal Navy. HMS Indefatigable werd om 16.02 uur en HMS Queen Mary om 16.26 met zware treffers tot zinken gebracht.
HMS Lion onderging bijna hetzelfde lot toen om 16.00 uur de bovenkant van de Q-toren werd beschoten. De enorme 15 inch kanonnen van Evan-Thomas kwamen om 16.06 uur in actie maar haalden vooralsnog weinig uit.
Treffen tussen de slagkruisers
Tussen de strijdende slagkruisers door voerden de lichtere eenheden hun eigen zeeslag. Het 2e Lichte Kruisereskader van commodore W. Goodenough bleef buiten de vijandelijkheden en kon daardoor de rest van de vloot waarschuwen dat de hele Hochseeflotte in aantocht was. De voorste schepen van de vloot werden om 16.26 uur op 11 km afstand waargenomen.
Beatty vervolgde het gevecht tot 16.40 uur en draaide vervolgens af naar het noorden. Hij probeerde de Duitse truc te imiteren en de Duitse vloot naar de opstomende Grand Fleet te lokken. De afstand tussen de vloten van Beatty en Jellicoe was echter onheilspellend groot.
De hoofdmachten treffen elkaar
Een uur lang wisten de Britten tijdens deze tocht naar het noorden de eenheden van Hipper zware schade toe te brengen, hoewel Scheer buiten bereik bleef. De Duitse slagkruisers vergrootten de afstand maar zagen ineens een volgend slagkruisereskader in het noordoosten over stuurboord opduiken.
Het was het 3e Slagkruisereskader van schout bij nacht sir R.L.A. Hood. Beatty draaide af naar het noordoosten om hem tegemoet te varen. Hipper was gedwongen eveneens naar het oosten te draaien. Scheer volgde hem. De manoeuvre kwam Jellicoe uitstekend uit. Zijn vloot lag net achter de horizon te wachten op actie maar beschikte over onvoldoende informatie. De pantserkruisers die de informatie hadden moeten verschaffen waren niet snel genoeg om ver vooruit te varen.
De behoedzame Jellicoe draaide met zijn hele vloot naar bakboord en maakte zijn bakboordlinie klaar voor de confrontatie. Daarna bracht hij zijn zwaarste geschut in stelling. Dit betekende ook nog meer uitstel.
Om 18.25 uur voeren de voorhoedes van de slagkruiserlinies ongeveer parallel op 11 km afstand van elkaar. Het zicht werd belemmerd door de rook uit de schoorstenen van Beatty’s schepen en de pantserkruisers van het 1e Kruisereskader van schout bij nacht Sir Robert Arbuthnot dat tussen de linies door trok. Arbuthnot verloor daarbij de HMS Defence en HMS Warrior.
Ook Hoods vlaggenschip HMS invincible zonk na een magazijnexplosie. Jellicoe wist door zijn uitwijkmanoeuvre in een ideale positie te komen voor de confrontatie met Scheer. De Duitse vloot liep in een beruchte valstrik die in marinetermen “crossing the T” heet. De Britse slagschepen gaven Scheers voorhoede de volle laag. Scheer maakte rechtsomkeert en wist onder een rookgordijn te ontsnappen. Het was toen 18.45 uur.
Duitse terugtrekking
De Hochseeflotte lag nu op koers naar Wilhelmshaven. Jellicoe wilde hem met de Grand Fleet de pas afsnijden. Beide hoofdmachten stoomden op naar het zuiden. Om 19.10 uur probeerde Scheer achter de Britse vloot langs te draaien maar hij maakte een beoordelingsfout en stuitte andermaal op Jellicoe’s zware geschut.
Door Hipper snel naar voren te dirigeren in de berucht geworden “dodenrit” van de slagkruisers, wist Scheer de ondergang met een derde wending te redden. Om 19.40 uur, een half uur voor zonsondergang, zwegen de grote kanonnen.
Nasleep
De Grand Fleet was niet getraind in nachtgevechten en Jellicoe wilde daarom het gevecht pas weer bij de opkomst van de zon hervatten. De Britse communicatie liet veel te wensen over. Scheers nieuwe pogingen om het zog van de Grand Fleet te doorkruisen werden wel opgemerkt maar niet aan Jellicoe doorgegeven.
De talloze lichtere eenheden die de Britse vloot volgden leverden in de loop van de nacht nog enkele felle slagen. Toch wist Scheer te ontkomen. Op 1 juni om 03.00 uur staakte Jellicoe de achtervolging.
Conclusie
Vrijwel meteen na de zeeslag braken de discussies los. Materieel gesproken hadden de Duitsers flink gewonnen. Ze hadden 110.000 ton tot zinken gebracht en zelf 62.000 ton verloren. De Britse kanonniers hadden meer dan 100 treffers met hun zware geschut geplaatst en de Duitsers 64. Alleen zaten er tussen de Britse granaten veel blindgangers en de Duitse schepen waren aanzienlijk beter ingericht op het incasseren van schade.
Jutland was niet het Trafalgar geworden waarop de Britten gehoopt hadden. Wel was de Duitse ambitie op zee definitief gesmoord. In die zin was het een strategische overwinning voor de Britten.