In september 1944 word Antwerpen bevrijd en komt de haven ongeschonden in de handen van het geallieerde leger, de Duitsers houden echter stand op linkeroever en in Merksem.
Tussen 5 en 7 september beschieten de Duitsers van het Vlaams Hoofd de Scheldekade en de binnenstad, waarbij het Torengebouw (voor de Antwerpenaars “den Boerentoren”) het geliefkoosd doelwit was mede omdat er een observatiepost was en er een Belgische driekleur wapperde en de toren moest meer dan 50 inslagen verduren.
Na de bevrijding kregen de Antwerpenaren nog een andere verschrikking te verduren, de Duitsers bestookten de stad met hun nieuwste “vergeldingswapens” in een poging om Antwerpen met de grond gelijk te maken en de geallieerde aanvoer van oorlogsgoederen te verhinderen, de tol voor de sinjoren was zwaar, 4.500 doden, 7.000 gewonden en 50.000 vernielde woningen.
Op 7 oktober 1944 sloeg om 22u een V2-bom in op Brasschaat, een gemeente ten noordoosten van Antwerpen. Op vrijdag 13 oktober 1944 viel rond kwart voor tien ’s morgens de eerste V-bom met een oorverdovende klap op de Antwerpse binnenstad, niemand wist wat er gebeurde was, enkelen dachten dat het om een Duitse luchtaanval ging, anderen dachten aan een gasexplosie.
Anderen beweerden dat de ‘Essor commercial’ in de Schildersstraat of het fabriekje van Solvay in de Zwijgerstraat ontploft was.
Toen Britse experts ter plaatse kwamen in de Schildersstraat, vlak bij het Museum voor Schone Kunsten, werd het duidelijk. De bom, een V2 raket bom, had een volledig huizenblok op de hoek van de Schildersstraat en de Karel Rogierstraat vernield.
De balans was zwaar, 32 doden en 46 gewonden. Ook het nabijgelegen Museum voor Schone Kunsten werd getroffen? Een aantal kunstwerken werd door rondvliegend puin beschadigd of vernield. De volgende dag schreef iemand in het dagboek van de 7e Britse divisie: ‘Something beastly fell in Antwerp yesterday.’ Diezelfde dag viel nog een V2 op het stedelijk slachthuis aan de Lange Lobroekstraat. Er vielen 12 doden te betreuren.
Op 14 oktober kreeg de geallieerde opperbevelhebber het bericht dat er de dag voordien aanvallen met ‘big ben’s’ (V2’s) waren uitgevoerd op Antwerpen. De Britse luchtmacht liet bovendien weten over informatie te beschikken dat aanvallen met ‘divers’ (V1’s) in de nabije toekomst te verwachten waren.
Op 9 december vernielde een bom het gebouw van de scheepvaartmaatschappij A.M.l. op de hoek Sint-Katelijnevest-Meirbrug. Een inslag op 29 december legde de achterzijde van het postgebouw op de Lombardenvest in puin. Op 6 januari 1945 werd het Torengebouw getroffen.
Een groot gat van enkele meter diameter was het resultaat; huizen in de buurt stortten in. De schade was natuurlijk aanzienlijk, maar de stalen structuur van het gebouw werd in geen enkel opzicht aangetast, ondanks een verbogen hoofdpijler.
Tijdens de eerste weken van het offensief met de V-bommen trachtte de geallieerden deze aanvallen geheim te houden, maar het nieuws ging als een lopend vuurtje door de stad. Naarmate de dagen vorderden vielen er steeds meer V-bommen, nam het aantal doden en gewonden toe en kon men niet meer naast de vernielde huizen kijken.
Al snel leerde de Antwerpenaar het typische geluid van de V1-stuwmotor te herkennen. Wanneer de motor ophield, was dit het signaal om dekking te zoeken en bang af te wachten tot de bom ergens zou neerkomen.
De V2 was een ander verhaal. Men hoorde of zag deze supersonische raket die uit de stratosfeer neerviel niet aankomen. Door de enorme snelheid en kracht bij impact boorde een V2 zich diep in de grond alvorens te exploderen. De V1 explodeerde op de begane grond waardoor meer slachtoffers in de omtrek vielen.
Een V2 bracht dan weer meer schade toe aan allerhande leidingen, zoals gas en water. De geallieerden waren echter niet van plan om de stad en de uiterst belangrijke haven zomaar prijs te geven aan de Duitse aanvallen. Geleerd uit de aanvallen op Londen zond men al zeer snel enkele luchtafweerbatterijen naar Antwerpen die ervaring hadden opgedaan in het neerhalen van V1’s.
Bovendien hadden de Britse en Amerikaanse bevelhebbers de bui reeds zien hangen, op 1 oktober vroeg het SHEAF (geallieerd opperbevel) de overplaatsing van het 30e AAA (Anti Aircraft Artillery) naar Antwerpen in geval van aanvallen met V-bommen.
Col Brucker liet nog weten dat er zelfs drie bataljons luchtafweer geleverd konden worden, waarvan twee die ervaring hadden opgedaan in Engeland. Uit rapporten van de inlichtingendiensten bleek zelfs dat men het begin van de Duitse aanval met V-bommen tegen Brussel kon verwachten vanaf 15 oktober, Antwerpen zou vanaf 25 oktober aangevallen worden. Deze inlichtingen bleken dus redelijk accuraat te zijn.
Het bevel over de geallieerde luchtafweer kwam vanaf november in handen van de Amerikaanse brigadegeneraal Clare H. Armstrong, die zijn opleiding had genoten aan de prestigieuze militaire academie van West Point en sedert februari 1944 commandant was van de 50e US luchtafweer-brigade. Hij was een man die veel ervaring had opgedaan in Normandië en bij de verdediging van Parijs tegen vijandelijke luchtaanvallen.