De Nederlandse troepen boekten steeds meer successen tegen de Spanjaarden. Dit was voor een groot deel te danken aan het feit dat de Fransen de Spanjaarden ook aanvielen. Ondanks de vele overwinningen wilde veel Nederlanders na 80 jaren oorlog wel eens vrede en rust hebben.
De provincies Zeeland en Utrecht, en de stad Leiden, bleven tot het einde toe voorstander van een voortzetting van de 80 jarige oorlog. De rest van Nederland was het echter niet met hen eens.
Frankrijk gaf de Nederlandse Republiek een uitnodiging om deel te nemen aan vredesonderhandelingen met de Spanjaarden. Deze uitnodiging werd aanvaard en de Nederlandse Republiek lukte het om als volwaardige staat aan de onderhandelingen mee doe.
Ook Spanje stemde in om Nederland aan de onderhandelingstafel toe te laten. In januari van het 1646 werden 8 vertegenwoordigers van de Nederlandse Staten naar Munster gezonden om daar te onderhandelen met de Spanjaarden over een vredesverdrag.
De onderhandelingen tussen de Nederlanders en de Spanjaarden vonden plaats in het Huis van het Kramersgilde. Dit huis wordt tegenwoordig het Haus der Niederlande genoemd. De Spaanse koning Filips II had zijn afgevaardigden uitgebreide volmachten meegegeven waarmee zij de mogelijkheid hadden om vrede te teken uit naam van de Spaanse regering.
De tekst van het Twaalfjarig bestand werd als uitgangspunt genomen voor de onderhandelingen. De Nederlandse Republiek werd door Spanje als soevereine staat erkend. De vrede lag binnen handbereik.
De Franse regering kwam echter met steeds nieuwe eisen aan de Spanjaarden. Hierdoor was een vredesverdrag tussen de drie partijen niet mogelijk. Daarop besloten de Nederlandse afgevaardigden buiten Frankrijk om met Spanje een vredesverdrag te sluiten.
Op 30 januari 1648 werd de tekst van het vredesverdrag vast gelegd. Deze werd ter ondertekening naar Den Haag en Madrid gestuurd. Op 15 mei 1648 was de vrede officieel getekend door de partijen en kwam er dus een einde aan de tachtigjarige oorlog.