De dood van een generatie
Op 1 juli 1916, na een week van artilleriebeschietingen op de Duitse frontlinie, kwamen bijna 100.000 Britse soldaten uit hun loopgraven en marcheerden Niemandsland in.
In december 1915 kwam Sir Douglas Haig, opperbevelhebber van het Britse expeditieleger, met zijn Franse collega, generaal Joseph Joffre, tot overeenstemming. Er kwam een geallieerde aanval langs een 95 km lang front bij de Noord-Franse rivier de Somme. Op 21 februari 1916 was de Duitse generaal Erich von Falkenhayn gestart met een aanval bij Verdun. Dit ligt ongeveer 150 km ten oosten van Parijs. Het werd het begin van een slag waarbij Frankrijk zijn beste strijdkrachten in zou zetten.
De Britten organiseerden voor dit offensief een vrijwilligersleger met hun beste rekruten. Het ontbrak hen echter aan goede training. Ook had het Britse leger een uitgebreid loopgravenstelsel aangelegd en een artilleriebeschieting van een week gepland.
De gevechten starten
De beschietingen startten op 24 juni. Er werden ongeveer 1.7 miljoen granaten afgevuurd op de zes front-divisies van generaal Otto van Below. Ze hielden zich schuil in een ondergrondse gangenstelsel. Helaas schoot het Britse spervuur schoot. Er was maar een vuurmond met groot kaliber per 55 meter aan het front.
De beschietingen eindigen na een hevig crescendo om 07:30 uur op de eerste juli. Dat was het startsein voor de Britse infanteristen om uit hun loopgraven op te rijzen en zich te begeven naar de Duitse troepen. De mannen liepen hierbij regelrecht hun dood tegemoet. De Duitse machinegeweren deden hun werk en het Britse leger leed zijn hoogste verlies ooit op een enkele dag: er vielen die dag ongeveer 57.000 doden en (zwaar)gewonden.
Het eerste succes bij de Somme werd op 14 juli geboekt. Generaal Sir Henry Rawlinson zette om 03:30 uur een aanval in met zeven divisies van zijn vijfde leger. De Duitsers werden hierdoor totaal overvallen en gedurende een aantal uren werd hun front uiteengescheurd. In de avond was er zelfs een kleine cavalerieactie gaande.
De Britten waren verleidelijk dicht bij het innemen van een gebied ten zuidwesten van Gueudecourt, Het Fourceauxbos (door de Britten aangeduid als “High Wood”). Maar de Duitsers wisten dit te voorkomen. Het Somme-offensief zou een van de meest meedogenloze en bloedige veldslagen ooit worden.
De Zuid-Afrikaanse Brigade nam op 15 juli het bos bij Delville in. Ze verloren in de drie dagen die volgden 75% van de mannen aan de dood of ernstige verwondingen ten gevolge van Duits artillerievuur. Gough en Birdwood ontketenen tussen 23 en 27 juli een aanval bij de heuvel van Pozières, ten zuidwesten van Thiepval.
Het Australische en Nieuw-Zeelandse Legercorps (ANZAC) veroverde het derde deel van de heuvel van Pozières maar hierbij vielen 23.000 slachtoffers. Op 28 juli werden de laatste overlevenden van de Duitse Brandenburg Grenadiers verdreven. De gevechten zetten zich voort in augustus en op 3 september nam ANZAC de landerij bij Mounquet in. Deze bood een strategisch zicht op de Duitse linie.
Het Franse 1e Corps trok op 3 september met 3,2 km op en de volgende dag viel het gehele Franse 10e Leger aan op een front van 16 km tussen Barleux en Chilly. Chilly werd ingenomen en er werden 5000 krijgsgevangenen gemaakt. Halverwege de maand september was bijna het gehele gebied tussen Delvile en Mounquet in Britse handen. Bapaume, ten noorden van Flers, kwam in zicht.
Een driedaags bombardement ging vooraf aan een andere grote Britse aanval op 15 september. Hier werden voor de eerste keer tanks ingezet. Flers viel in de ochtend van de 15e september in handen van ANZAC-troepen die met pantservoertuigen ondersteund werden. High Wood bleek opnieuw het meeste verzet op te leveren.
De 47e Divisie van ANZAC kreeg het die ochtend zwaar te verduren. Diezelfde middag werd een tweede aanval gestart waarbij eindelijk de Beierse verdedigers verdreven konden worden. De aanval van 15 september vormde een schril contrast met de trage opmars van 1 juli. Ditmaal werden drie zwaar versterkte dorpen ingenomen, 4000 man gevangen genomen en een vooruitgang van 1,6 km geboekt op het 9,5 km lange front.
De val van Thiepval
De mooie zomertemperaturen maakte plaats voor een nat herfstseizoen. Thiepval viel op 27 september maar operaties werden in oktober hevig bemoeilijkt door de zware regenval. De modder, het kenmerk van het Somme-offensief, was verraderlijk en het kan de Duitsers vergeven worden dat zij dachten dat het eind van de slag eindelijk nabij zou zijn.
Echter, het droge en koele weer van november luidde de laatste fase in. Deze was gericht op het gebied bij Beaumont Hamel. De Britse aanval in de noordelijke Gommecourt-Thiepval regio op 1 juli was een desastreuze vergissing gebleken en de frontlinie was nauwelijks opgeschoven.
Als gevolg hiervan kon de aanval ontketend worden vanaf de originele Britse frontlijn. In een gebied dat door maandenlange beschietingen moeilijk begaanbaar was geworden. Zeven divisies van het Britse vijfde leger startten de aanval op 13 november. Hierbij werden ze geholpen door een dichte mist.
De 51e Highland Division bestormde het ondergrondse labyrint bij Beaumont Hamel. De veldslag was op 21 november ten einde gekomen. Het offensief had net iets meer dan vier maanden geduurd. 420.000 Britse en 200.000 Franse soldaten hadden de opmars van 13 km met de dood moeten kopen. Aan de Duitse zijde vielen naar schatting een half miljoen doden.