Het was inmiddels 1600. Een nieuwe eeuw was in gegaan en de tachtig jarige oorlog was nog niet voorbij. Sterker nog de nieuwe eeuw begon met een grote slag. In juni van 1600 kwamen de Noordelijke Staten-Generaal bijeen en bespraken wat de nieuwe koers van Nederland zou zijn in de strijd. Ze besloten dat de plaats Duinkerken aan Vlaamse kust moest worden aangevallen en worden veroverd. Deze stad was namelijk een plek waar piraten hun uitvalsbasis hadden.
Deze piraten bedreigden de handelsvloot van de Nederlanders en daarom moesten ze worden verslagen. Niet iedereen was voor een aanval op deze stad. Prins Maurits was tegen, evenals als zijn neef Willem Lodewijk. Prins Maurits trok echter toch ten strijde omdat de Staten Generaal hem dat bevolen.
Toen het leger van Nederlanders optrok naar Duinkerken kwamen ze op 2 juli (1600) op het strand bij Nieuwpoort onverwacht een Spaans leger tegen. Er volgde een grote slag. De Nederlanders hadden een leger van 10.000 man en de Spanjaarden hadden een leger van 8.500 man.
De Nederlanders stelden hun troepen op en effectieve wijze op en plaatsten hun kanonnen op houten blokken. Hierdoor zakten ze niet weg in het zand. De Spanjaarden hadden met veel problemen te kampen en al spoedig verloren ze de strijd. Prins Maurits won de slag.
Zijn troepen hadden in totaal 1700 man verloren terwijl de Spanjaarden met 4000 slachtoffers verslagen waren. Maurits keerde na 11 dagen met zijn leger terug naar het Noorden. Hij was bang dat de Spanjaarden versterking zouden sturen. Zijn leger zou deze versterking door uitputting niet meer kunnen verslaan. Daarom werd besloten om naar Noord Nederland terug te graan om eerst nieuwe krachten te verzamelen.