Het rode kruis is vooral bekend als civiele organisatie die gewonde en zieke burgers helpt. Het rode kruis begon ook in oorlogen actief te zijn. Het verlenen van diensten aan gewonde soldaten en andere mensen die aan het front opereerden.
Officieel was het internationaal geregeld dat hulpverleners met een rood kruis niet onder krijgsmacht-personeel vielen.
Wagens, uniformen en helmen werden voorzien van een rood kruis met witte achtergrond. Wanneer de aanvallende partij deze wagens en personen in het vizier kreeg mocht hij niet schieten of andere oorlogshandelingen toepassen zoals gijzelneming e.d.
Rode kruis medewerkers, of medic’s moesten dus met rust gelaten worden en mochten in het verlenen van hun diensten niet worden belemmerd. Dit klinkt natuurlijk rechtvaardig en nobel maar in oorlogen houdt men zich over het algemeen niet zo aan de regels van goed fatsoen.
Langzamerhand waren de rode kruis medewerkers hun leven ook niet meer zeker aan het front. Ze werden bewust of onbewust onder vuur genomen. Dit heeft er toe geleid dat het rode kruis steeds meer een militaire dienst werd.
Rode kruis medewerkers werden gewapend en volgden een militaire training. Naast hulpverlener waren het dus eigenlijk gewone soldaten geworden.