Zege van het vergeten leger
In maart 1944 viel het Japanse 15e Leger in Birma aan op grond van de overtuiging dat de aanval vaak de beste verdediging is.
De gebeurtenissen die tot de slag om Kohima leidden, begonnen op 7 maart 1944 met Operatie U, die werd ingeluid door luitenant-generaal Renya Mutaguchi, commandant van het Japanse 15e Leger. Hij zond zijn divisies over de rivier de Chindwin in een aanval die de “Mars op Delhi” werd genoemd. De eerste fase van het offensief was de verovering van de grote voorraden en het administratieve centrum dat de Britten in Imphal hadden opgebouwd.
Ten zuiden van Imphal werden afleidingsaanvallen uitgevoerd, maar afgezien van de hoofdaanval op het depot zelf was de belangrijkste actie de opmars van de 31e Divisie van luitenant-generaal Sato, die op 15 maart de Chindwin overstak en oprukte naar het dorp Kohima.
Rond Kohima lagen een Brits trainingskamp waar de Assam Rifles oefenden, een rustkamp waar militairen op adem kwamen na uit het ziekenhuis ontslagen te zijn, en de bungalow van de District Commissioner met zijn terrastuinen en tennisbaan. Bovendien kon vanuit Kohima de enige route waarlangs Britse voorraden en versterkingen vanuit de spoorstations te Manipur Imphal konden bereiken, werden afgegrendeld.
Haastige Britse verdediging
Tegenover zich vonden de Japanners een snel geïmproviseerde verdedigingslinie met een garnizoen van ongeveer 1500 man, grotendeels van de 4th Royal West Kents, aangevuld met manschappen van de Assam Rifles, die in vooruitgeschoven posities hadden getracht de opmars van Sato te vertragen.
Een grote bijdrage werd ook geleverd door de loyale, taaie en buitengewoon moedige Naga’s, een inheemse stam. Een Britse troef waarover de Japanners een tijdlang in onwetendheid verkeerden, was een batterij 94-mm houwitsers, die goed verdekt stonden opgesteld op een helling bij Jotsoma op 3 km ten westen van Kohima.
Enkele vooruitgeschoven Japanse eenheden vielen Kohima aan en zagen in de nacht van 6 april kans om Jail Hill te bereiken en binnen de Britse verdedigingslinie twee bruggenhoofden met de aanduiding D.I.S. en F.S.D. te veroveren. De volgende ochtend werden ze echter bij een tegenaanval van de Royal West Kents volkomen vernietigd.
Intussen arriveerden echter steeds meer van Sato’s 12.000 infanteristen en artilleristen, en Sato zelf had alle vertrouwen in een overwinning binnen 48 uur. Zeven dagen later was er van dat vertrouwen echter weinig over.
In de nacht van 13 april liep de ene na de andere aanvalsgolf stuk op de verbeten verdediging van Kohima en het uiterst accurate artillerievuur van de houwitsers te Jotsoma. Die zaaiden chaos in de aanvalsformaties, volgden elke stormloop en hielden huis onder de overlevenden die trachtten te ontkomen.
De volgende dag wisten versterkingen de overbelaste Britse troepen bij Jotsoma te bereiken en beraamden een plan om de laatste 2 km naar Kohima te overbruggen. Dit bleek uiterst moeilijk. Een uitstel van 24 uur werd de Britten bijna fataal, want in die tijd werd F.S.D. zwaar bestookt met kanon- en mortiervuur, en werd vervolgens evenals de naastgelegen stelling Kukri Piquet veroverd.
Op 18 april om 08:00 uur reageerden de Britten te Jotsoma met een vernietigend bombardement en werd het oorspronkelijke garnizoen ontzet.
De slag was darmee echter nog lang niet gewonnen. Aan Britse zijde arriveerden brigades van de 2e Divisie vanuit Dimapur, terwijl aan Japanse zijden de 31e Divisie van Sato nog steeds versterkingen ontving. Omdat het gebied rond Kohima te klein was voor twee complete divisies, probeerden beide partijen omtrekkende bewegingen te maken door de verraderlijke jungle rond Kohima.
Een opmars van 1,5 km per dag zonder vijandelijke tegenstand was ongeveer het maximaal haalbare. Toen het op 27 april ook nog begon te stortregenen, vielen er meer slachtoffers ten gevolge van dysenterie en diarree dan door vijandelijk vuur.
Intussen woedde op de centrale heuvelkam van Kohima het gevecht in volle hevigheid. De Durhams sloegen een aanval op Garrison Hill af, die Sato zoveel slachtoffers kostte dat hij de nachtaanvallen staakte. Hij zond een sarcastisch bericht naar Mutaguchi en beklaagde zich over de tijd die hij nodig had voor het innemen van Imphal en over het volslagen gebrek aan bevoorrading voor zichzelf in Kohima.
Naar de bungalow
Eind april rukten de 2nd Dorsetshires op naar de bungalow van de District Commissioner en bereikten de rand van de tennisbaan, waar zich een bizarre strijd ontspon.
De beide partijen lagen slechts 20 meter van elkaar verwijderd. De Japanners waren eerder gearriveerd en hadden zich zoals gebruikelijk goed ingegraven. Ze lagen bovendien verschanst onder een grote watertank en hun vuur bestreek het hele terrein.
Overdag was oversteken onmogelijk, en de depots in Dimapur kregen dan ook veel verzoeken om gymschoenen te zenden voor de nachtelijke patrouilles. De strijd was verbeten en duurde tot medio mei, toen een enkele Britse tank kans zag om door het ondoordringbare gebied te breken en op de oprijlaan van de bungalow de Japanse stellingen onder vuur te nemen. Daarmee haalden de Britten het initiatief weer naar hun kant.
Eind mei zag Sato in dat hij Kohima niet kon krijgen en dat verdere offers zinloos waren. Na een nijdige uitwisseling van berichten tussen hem en Mutaguchi stuurde hij een laatste boodschap (“Het tactische vermogen van de 15e Legerstaf ligt beneden dat van cadetten”), schakelde zijn radio uit en liet zijn mannen terugtrekken.
Dat deden de Japanse soldaten met grote tegenzin. Ze moesten wanhopige achterhoedegevechten leveren tegen de Britten die hen nu aan alle kanten omsingelden. Ze leefden tijdens hun barre terugtocht naar de rivier de Chindwin op gras en wortels, hadden nauwelijks nog intacte kledingstukken en schoeisel en gebruikten riet en geweren als krukken. De tocht is een van de vele verschrikkingen die de oorlog in dit deel van de wereld kenmerkten.