De geallieerden proberen de Gustavlinie te doorbreken
1 – Inleiding
Op 13 mei 1943 gaven de As-troepen in Noord-Afrika zich officieel over. Op 9 juli van dat jaar landden de eerste Amerikaanse en Britse parachutisten op Sicilië. Één dag later landden het 8ste leger van Montgomery en het 7de leger van Patton op Sicilië, ter voorbereiding van de invasie op het Italiaanse vasteland.
Op 17 augustus was de Duitse terugtocht van 100.000 man van hun beste troepen naar het Italiaanse vasteland via de straat van Messina een feit. Sicilië was nu vast in handen van de geallieerden.
Op 3 september landde het 8ste leger van Montgomery in Calabrië en vormde er een bruggenhoofd. Deze troepen kwamen vanuit Sicilië. Zes dagen later (9 september) ging het Amerikaanse 5de leger (versterkt met het Britse 10de korps) onder Mark Clark aan land in de golf van Salerno.
Tot begin oktober was het 5de leger in zware gevechten betrokken en werd bijna in zee gedreven. Van 1 tot 8 oktober was het echter bezig om uit het gevormde bruggenhoofd te breken en trok samen met het 8ste leger Napels binnen. De opmars werd echter een halt toegeroepen bij de Volturno.
Wanneer de geallieerden dan eindelijk door de Volturnolinie braken, had Albert Kesselring, de Duitse opperbevelhebber in Italië reeds eens sterke verdedigingslinie opgebouwd, de Gustavlinie. De bedoeling van deze linie was dat het een verdedigingslinie zou zijn, dwars door het centrum van Italië, beschermd door rivieren (de Sangro in het oosten, en de Rapido/Garigliano in het westen).
In die Gustavlinie lag ook het plaatsje Monte Cassino, met een eeuwenoud Benedictijnenklooster op één van zijn heuvels. Deze stelling moest genomen worden als de geallieerden het Liridal en Rome wilden bereiken. De eerste wapenfeiten in Monte Cassino was in feite het bombardement van plaatsen over de rivier de Garigliano op 10 september.
Kort daarna begonnen de eerste Duitse eenheden van het front terug te komen en de stad voor beleg klaar te maken. Toen de geallieerden na een stop voor de winter dan eindelijk aankwamen ontmoetten ze sterke weerstand van het LI Gebirgs Corps en van het XIV Panzer Corps. Daarop kwam hun opmars tot stand.
2 – De Strijdkrachten en bevelhebbers van de partijen
Van januari tot mei 1944
2.1 Duitse Strijdkrachten – De bezetters van de Gustavlinie
Duitse opperbevelhebber in Italie: Albert Kesselring
Het Duitse 10de leger: Generaloberst von Vietinghoff
LI Gebirgs Corps: General der Gebirgs Truppen Feuerstein.
Divisies binnen het LI Gebirgs Corps:
1: 5de Gebergtedivisie – Generalleutnant Schrank
2: 44ste Infanteriedivisie – Generalleutnant Ortner
3: 1ste Parachutedivisie – Generalleutnant Heidrich (werden ook wel ‘The Green Devils’ genoemd.)
XIV Panzer Corps: Generalleutnant von Senger-Etterlin
Divisies binnen het XIV Panzer Corps:
1: 71ste Infanterie Divisie – Generalmajor Raapke
2: 94de Infanterie Divisie – Generalmajor Steinmetz
3: 15de Panzergrenadierdivisie – Generalmajor Rodt
4: Kampfgruppe Bode
Armee Reserve
Divisie binnen de Armee Reserve:
1:90ste Panzergrenadier-divisie – Generalleutnant Baade
2.2 De geallieerde strijdkrachten – De aanvallers van de Gustavlinie
De geallieerde 15de legergroep – Generaal Alexander
US 5de Leger – Generaal Clark
Korpsen binnen het US 5de leger:
1:US 2de Korps – Generaal Keyes
2:Franse Expeditionaire Korps – Generaal Juin
Britse 8ste Leger – Generaal Leese
Korpsen binnen het 8ste Leger:
1:Britse 5de Korps – Generaal Keightley
2:Britse 10de Korps – Generaal Mc Creery
3:Poolse 2de Korps – Generaal Anders
4:Britse 8ste Korps – Generaal Kirkman
5:Canadese 1ste Korps – Het Reservekorps – Luitenant-Generaal Burns
3 – De eerste fase
In de eerste fase was het doel van de geallieerde aanval tweeledig, namelijk (1) Proberen om de Duitsers zoveel mogelijk van Anzio – waar binnen enkele dagen de landing zou plaatsvinden – weg te houden. En (2) als de doorbraak lukte om zo snel mogelijk naar Rome op te rukken.
De landing bij Anzio zou plaatsvinden op 22 januari 1944, en daarom werd de eerste aanval op de Cassino-Stelling gepland voor 17 januari. De taak van het Britse 10de Korps was de Garigliano over te steken ten westen van Cassino en om een omsingelingspoging te doen rond de Duitse posities in de Liri Vallei.
Het Franse expeditionaire Korps moest de oostelijke bergketen doorkruisen en de tangbeweging vervolledigen vanuit het westen. In het midden zou het Amerikaanse 2de Korps dan de Rapido oversteken iets ten westen van Cassino en de Duitse verdedigingsstellingen frontaal aanvallen. De eerste twee aanvallen resulteerden in een zeer beperkte terreinwinst, waarna de manschappen zich ingroeven.
De situatie bij het Amerikaanse 2de Korps dan. Hier was de Amerikaanse 36ste divisie belast met de oversteek van de Rapido. Voor dat doel werden boten naar de voorste linies gebracht en op 20 januari startte men de aanval. De oversteek werd ingeleid door een artilleriebombardement, maar zodra de Amerikaanse kanonnen zwegen, kwamen de Duitse in actie en brachten serieuze verliezen toe aan de aanvallers.
Slechts enkele elementen van de 36ste bereikten de overkant en vielen de zeer sterk uitgebouwde Duitse stellingen aan. Gedurende de nacht werd geprobeerd om bruggen te leggen, maar de Duitse artillerie maakte dat ongedaan bij daglicht. De volgende dag probeerde men het opnieuw en het mislukte opnieuw.
Hierna besloot men om toch maar terug te trekken. De 36ste divisie had echter al een groot aantal effectieven verloren. Hierna werd op 24 januari nog een poging gedaan (door de 34ste Am. Div.) ten oosten van Cassino om de Rapido over te steken. Zij kwamen langzaam vooruit en groeven zich in vele honderden meters verwijderd van de Kloosterheuvel.
3.1 Anzio
Na deze gebeurtenissen volgde een eerste ‘impasse’. De geallieerde legerleiding probeerde deze impasse te doorbreken door een landing achter de Gustavlinie, en dus achter de Duitse linies. De strijdkracht die voor deze operatie gebruikt zou worden, was het VI Legerkorps onder bevel van generaal Lucas.
De uiteindelijke bedoeling was de Duitsers voor een moeilijke beslissing te stellen. Ofwel bleven ze hardnekkig de Gustavlinie verdedigen en konden ze dus in de rug worden aangevallen. Ofwel trokken ze troepen uit de Gustavlinie terug om een tegenaanval op het bruggenhoofd te lanceren, en zo dus hun linie verzwakkend.
Wat de Duitsers dus ook deden, de geallieerden zouden altijd aan het langste eind trekken, en de Duitsers tot een terugtocht nopen. Dit was echter buiten de militaire capaciteiten van Kesselring en Vietinghoff gerekend. Onmiddellijk na de landing op 21 en 22 januari werden versterkingen van de Zuid-Franse kust, Noord-Italië en de Balkan aangevoerd om het bruggenhoofd in te dijken.
Hierbij kwam dan nog de terughoudendheid van Lucas die vreesde voor een te zwak bruggenhoofd dat direct zou vernietigd worden door de Duitsers. Door die vrees wachtte hij veel te lang met de uitbreiding en tegen dat hij gereed was om uit te breken, waren de Duitsers ook klaar om een tegenaanval te lanceren.
Deze tegenaanval werd magnifiek uitgevoerd en dreef de geallieerden bijna terug in de zee, alleen door de enorme steun van de vloot die nog dicht bij de kust lag, en een grote aanvoer van versterkingen konden de geallieerden hun bruggenhoofd behouden.
Maar zoals Churchill het zo mooi uitdrukte: “Ik had gehoopt dat we een wilde kat het strand op gestuurd hadden; nu zitten we met een aangespoelde walvis.” Hier zou het front bijna volledig statisch blijven tot 23 mei en dus totaal geen invloed meer hebben op de strijd om de Gustav-linie.
4 – Tweede fase
15 februari stond in de boeken van de plannenmakers genoteerd als de datum van de tweede fase in de strijd om de Gustavlinie en dus ook om Monte Cassino.
Geallieerde vliegtuigen hadden de dag voordien reeds pamfletten gedropt om de bezetters en de vluchtelingen te waarschuwen dat zij hadden besloten om Monte Cassino en de aanpalende Duitse posities vanuit de lucht te bestoken.
Bijna zonder uitzondering verlieten de vluchtelingen Monte Cassino om deze bombardementen te ontlopen. De Duitse troepen op de vele hellingen en heuvels bereidden zich voor op wat er nog komen moest. Zij waren echter zeer goed ingegraven.
4.1 Het geallieerde bombardement
Zeer vroeg in de morgen van de 15e begon, zoals belooft, het geallieerde bombardement. Voor de eerste keer waren bombardementsvliegtuigen gebruikt voor de nabijsteun van infanterie. De gevolgen voor het klooster waren rampzalig, het was bijna totaal verwoest, en later werd er internationale kritiek uitgeoefend tegen de verwoesting van dit zeer heilige gebouw.
Het ongeluk was nu echter dat de muren van het klooster zeer dik waren, en de ruïnes van de abdij waren uitstekend geschikt voor de verdediging. De Duitsers waren voordien altijd een paar honderden meters uit de buurt van het klooster gebleven en hadden geprobeerd het klooster tot neutraal gebied te behouden.
Na dit bombardement was die neutraliteit echter opgeheven en bezetten ze het, en hadden er zo een zeer sterke verdedigingsstelling bij. De Duitse posities ten noordwesten van dit klooster werden verdedigd door de strijdmacht van Luitenant-Generaal Ernst-Gunther Baade.
De 90ste divisie vormde hier de hoofdmacht, versterkt met Kampfgruppe Schulz (bestaande uit het 1ste reg. 1ste parachutedivisie, en het 3de bat. 3de reg + een machinegeweer-bataljon van dit regiment.).
4.2 De geallieerde grondtroepen vallen aan
De infanterieaanval van de 2de Nieuw-Zeeland divisie kwam vlak achter het bombardement, en had het station tot hoofddoel. De ‘Kiwi’s’ kwamen in een spervuur van tanks, artillerie en geweervuur, dat hen met zware verliezen, terug over de Rapido dwong.
De Amerikaanse 34ste en 36ste inf. Div. had Slangenkopheuvel enkele dagen voor het bombardement veroverd, en overgedragen aan de 4de Indiase divisie op de 13de. Deze heuvel lag net iets achter Monte Cassino en was een goede observatiepost. Tijdens het bombardement viel er een groot aantal projectielen in eigen rangen, wat voor vele slachtoffers zorgde.
Na het bombardement moesten deze mannen Calvary Hill innemen tegen de wensen van het 3de bataljon, 3de reg. in die zich dan ook fel verdedigden, en de aanvallers zo goed als decimeerden. De poging werd nog eens overgedaan door een regiment van de Gurka’s, maar deze poging kwam dan weer in een kruisvuur van het klooster terecht.
4.3 Aanval tijdelijk afgelast
Hierop kwam het wijze besluit op 19 februari om de aanval dan toch maar af te lassen. De overgebleven manschappen van de twee vorige aanvallen groeven zich in zonder echt terreinwinst. Hierop werd de 90ste pantserdivisie afgelost door de 1ste parachutedivisie.
Deze divisie wordt meestal met de strijd bij Cassino geassocieerd en heeft hier ook zijn bijnaam ‘The Green Devils’ verdiend. Dit door hun heldhaftige verdediging van de stad. Hun bevelhebber was Generaal Richard Heidrich, die belast was met een 12 kilometer lange sector die door uitstekend verdedigbaar terrein liep.
4.4 De verdediging van Monte Cassino
De voorbereiding van de verdediging van Monte Cassino werd toevertrouwd aan de 1ste Falschirmjager-pioniers compagnie. Mijnen werden gelegd in de vernietigde gebouwen, straten, en er werden zgn. ‘strong points’ gemaakt van elk groot gebouw in de stad.
Van de rest van de huizen werden de kelders versterkt. Nadat deze taken vervuld waren, werd het 2de bataljon 3de regiment onder Kapitein Ferdinand Foltin belast met de uiteindelijke verdediging van de stad. Hun kameraden van het 1ste bataljon betrokken posities op hun flanken (dus in het klooster en enkele omliggende heuvels).
5 Derde fase
Hierna bleef het gedurende één maand rustig in alle sectoren. Deze periode werd door beide zijden benut om voorraden aan te voeren en gedeeltelijk hun eenheden te versterken.
Tot er op de ochtend van 15 maart (een dag met mooi weer) opnieuw een bombardement begon. De para’s hadden tijd gekregen om zich goed in te graven en hadden die mogelijkheid goed benut. Nochtans veroorzaakte de immense vuurwals toch nog relatief gezien een groot aantal doden. Een aantal bataljons vielen onder een getalsterkte van 200.
5.1 De 2de Nieuw-Zeelandse divisie valt aan
Wanneer de 2de Nieuw-Zeelandse divisie aanviel, kwamen de parachutisten uit hun schuilplaatsen in de ruïnes, namen hun defensieve posities in en bestookten de aanvallers met alles wat ze in huis hadden. Dezen wandelden bijna in perfecte marsorde het stadje binnen, ervan overtuigd dat niets die ontzaglijke vuurwals kon overleefd hebben.
Hun tanks bleven echter steken door de bomkraters van hun eigen artillerievuur en bommenwerpers en hadden enkel enig nut als statische vuurkrachten. De infanterie moest dus alleen oprukken en werden vastgepind. Hierna werd er een rookgordijn gelegd op de Kloosterhellingen om de pogingen van de Nieuw-Zeelanders te verbergen om een Baileybrug te bouwen over de Rapido.
Dit rookgordijn belette het zicht van de Duitse waarnemers op de rivier. De Kiwi’s sloegen er uiteindelijk toch in om de stad althans gedeeltelijk te veroveren uitgezonderd enkele ‘pockets’ die onmiddellijk enorm versterkt werden. Huis-aan-huisgevechten namen enkele dagen in beslag die de opmars weer spaak deden lopen. Ook Heidrich’s beslissing om het artillerievuur op de Nieuw-Zeelandse posities in de stad te leggen droeg hiertoe bij.
5.2 Duitsers onder leiding van Rudolf Rennecke
De volgende dag voerden de Duitsers reserves aan om de pockets te verdedigen. De verdedigingswerken in de stad waren nu onder leiding van Hauptmann Rudolf Rennecke. De verdedigers van de stad waren nu meer dan de helft van hun manschappen die ze hadden voor het bombardement kwijt.
De Gurka’s moesten nog eens een aanval doen op Hangmans Hill, werden weeral gedeeltelijk vernietigd, groeven zich in en konden door zwaar Duits artillerievuur niet afgelost worden. Een detachement sloeg er wel in om een toegangsweg naar het kasteel te bezetten. Dus bombardeerden de geallieerden het klooster nog eens, echter zonder effect.
5.3 Opnieuw een geallieerde aanval
Vier dagen na het begin van de gevechten besloot het geallieerde oppercommando tot nog een aanval op de Duitse stellingen (zowel in de stad als het klooster). Deze aanval werd uitgevoerd door de Gurka’s en werd weer afgeslagen door hevige Duitse weerstand (ze hadden o.m. tanks half begraven in de huizen).
Voordat er nog een frontale aanval kon plaatsvinden door de geallieerden kwam er een tegenaanval van Duitse zijde, namelijk van het 1ste bat. 4de reg., ter hoogte van Castle Hill, en hierop volgde een zeer heftig handgemeen. Er waren zware verliezen aan beide kanten, maar de aanval leverde echter geen resultaat op, buiten dat de aanval nog eens vertraagd was.
Toen verschenen de tanks op het toneel. De Duitse parachutisten gebruikten echter hun zeer effectieve Panzerfausts en Panzerschrecks, vernietigden de eersten en hielden de daaropvolgende op deze wijze tegen. Hierop kwamen de para’s die naast de weg waren ingegraven in actie en vernietigden de tanks op de weg zonder moeite met handgranaten.
Tegen de avond van dezelfde dag nog werd de aanval voor de zoveelste keer afgelast. De geallieerde troepen groeven zich nog maar eens in, weeral met weinig terreinwinst die echter ten koste ging van zware verliezen.
5.4 Nieuwe posities voor de beide kampen
Het grootste gedeelte van de stad was nu in handen van de Nieuw-Zeelanders. Generaal Heidrich vroeg zich reeds af of zijn mannen nog stand zouden kunnen houden in de omsingelde weerstandsnesten in de stad.
Hierover hoefde hij zich geen zorgen te maken, de Duitse artillerie zorgde hier met een zware barrage op de geallieerde posities voor een zeer grote steun. Op 23 maart werd de aanval nog eens uitgesteld. De totale tol aan verliezen bij de geallieerden van de voorbije acht dagen was opgelopen tot bijna 400 man per dag.
26 Maart was een zegedag voor de Duitsers, want onder dekking van een bombardement waren de geallieerde troepen vanaf Hangmans Hill teruggetrokken, en de para’s konden nu hun vlag weer op de top heisen.
5.5 Aanvalsplanning van de geallieerden
Nu was het voor de geallieerden nog een kwestie van tijd geworden. Via Enigmacodes hadden ze veel geleerd over de zwaar onder hun sterkte opererende Duitse eenheden in de Gustavlinie.
Hierop werden grote delen van het 8ste Britse leger van de Adriatische kust naar de Gustavlinie gebracht, om zo een doorbraak te forceren voor de geallieerde landing in Normandië, die gepland was voor juni. Zo zouden ze nog proberen zoveel mogelijke Duitse divisies te binden die dan niet in Frankrijk zouden gebruikt kunnen worden. Dus werd er een planning opgesteld voor een aanval die bestond uit vier delen die plaats moest vinden ergens in mei.
1: Het Amerikaanse 2de Korps moet een doorbraak forceren langs de westkust, en contact maken met het Anzio-bruggenhoofd.
2: De Franse Expeditionaire strijdmacht die een viertal divisies sterk was, moest naar de LiriValei oprukken, en de Duitsers achter Monte Cassino aanvallen.
3: Het Britse 8ste Korps moest de Rapido oversteken, en ten westen van Cassino oprukken.
4: Ten slotte was er dan nog het 2de Poolse Korps, bestaande uit 2 infanterie en 1 gemechaniseerde divisie, met Cassino zelf als doel.
Dit zou geen gemakkelijke klus worden en hun doel was dus ook zeer duidelijk omschreven: Cassino omsingelen en dan aanvallen vanuit het noorden. Daarvoor moesten ze dus de Calvary Hill veroveren, gelegen achter Cassino en nog steeds in de handen van het 3de Bat. 3de Reg., onderdeel van de Kampfgruppe Schulz.
De 1ste ParachuteDivisie voerde nu ook enkele wijzigingen door. Het zwaar gehavende 1ste regiment vormde nu de reserve. Het 4de regiment kreeg de zwaarste taak toebedeeld: zowel het klooster als de stad verdedigen. Het 3de Reg. kreeg posities ten noordwesten van Monte Cassino. De geallieerden merkten hier niets van omdat alles ’s nachts uitgevoerd werd. Nu werd alles klaargemaakt voor de vierde en beslissende fase.
6 Vierde fase
De einddatum voor het begin van de vierde fase was gesteld op 11 mei 1944. De geallieerden hadden voor deze operatie zo’n 2000 artilleriestukken aangevoerd en deze openden nu gelijktijdig hun vuur. De Duitse para’s werden overvallen door de vuurstorm.
1: Het Amerikaanse 2de Korps werd enorm gesteund door de geallieerde oorlogsbodems en rukten op in de richting van het Anzio bruggenhoofd.
2: De Franse opmars naar de Liri valei schoot goed op, ondanks zware Duitse tegenstand.
3: Het 8ste Britse Korps had moeten wachten op de bouw van vier Baily-bruggen over de Rapido en tegen het einde van de 12de waren ze vier kilometer opgerukt.
4: De Polen die enkele dagen voordien de Britse 78ste divisie hadden afgelost, deden verwoede aanvallen op de Calvary Hill en slaagden er door de ongelooflijk zware tegenstand van de parachutisten niet in om de heuvel in te nemen. Na twee dagen gevechten kwam het bevel om terug te trekken. Nu was het einde gekomen voor de Gustav-linie. De Duitse linies waren hier reeds gepasseerd en doorbroken.
6.1 Terugtrekking van Duitse troepen
Nu werden er eindelijk tanks ingezet om het klooster te veroveren. Ondanks zwaar artillerie en mortiervuur werden de heldhaftige verdedigers toch overmeesterd op de 16de. Juist op dat moment kwam het persoonlijk bevel van Veldmaarschalk Kesselring (Legergroep C) om de stad, het klooster en de omliggende heuvels te verlaten.
Doordat dit bevel op het juiste ogenblik was gegeven en doordat de Strada Statala 6 (hoofdweg 6) niet door de geallieerden was afgesneden konden duizenden van Duitslands elite-eenheden ontsnappen naar het noorden en daar de strijd voortzetten. Een van deze eenheden was de eerste parachutedivisie. Door deze terugtocht viel Cassino op 17 mei, na een beleg van 5 maanden. De Duitsers lieten bij hun terugtocht enkel de gewonden achter in het klooster onder bevel van Hauptmann Herbert Karl Beyer. Op 18 mei bereikten de Polen dan uiteindelijk het klooster en hesen hun vlag.
7 – Tot slot
Na de doorbraak van de Gustav-linie volgde nog een aantal linies in Italië zoals de Hitler/Senger-linie en de Caesar-linie en de Goten-linie. Deze werden echter allen binnen enkele dagen doorbroken. Het 10de en 14de leger ontsnapten nog net aan de omsingeling tijdens de val van Rome op 4 juni.
7.1 Verslag van generaal Anders
Generaal Anders beschreef het toneel na de veldslag:
“Het slagveld bood een trieste aanblik. Er lagen enorme voorraden ongebruikte munitie en hier en daar stapels landmijnen. Lichamen van Poolse en Duitse soldaten, soms in dodelijke omhelzing, lagen overal verspreid, en de lucht was zwaar van de stank van rottende lijken.
Er lagen buiten gevecht gestelde tanks met kapotte rupsbanden, scheefgezakt, andere nog rechtop alsof ze gereedstonden voor de aanval, het kanon nog gericht naar het klooster. De hellingen waren vooral daar waar het vuur minder hevig was geweest, bedekt met duizenden klaprozen, griezelig toepasselijk voor de situatie.
Het enige wat van het eikenbos in de zogenaamde Dodenvallei over was, waren versplinterde stronken. De berghellingen zaten vol kraters, de een dicht naast de andere, en overal verspreid lagen stukken uniform, helmen, tommyguns, Spandaus, Schmeissers en handgranaten.
Van het klooster zelf restte slechts een enorme hoop brokken steen, waaruit hier en daar een stuk van een gebroken pilaar omhoogstak. Alleen de westelijke muur, waarop de vlaggen wapperden, stond nog overeind.
Een gebarsten kerkklok lag op de grond naast een onontplofte bom van het zwaarste kaliber, en op de gebroken muren en plafonds kon men nog stukken van schilderingen en fresco’s zien. Tussen het puin en stof lagen kunstwerken van onschatbare waarde, beelden, schilderijen en boeken.”
7.2 Wat was nu echter de tol van Cassino?
Wel dat is nogal moeilijk om te zeggen, de bronnen spreken elkaar tegen, maar dit zijn de cijfers die het meest acceptabel zijn. Tussen 15 januari en 4 juni verloor het 5de Amerikaanse leger verloor 107.144 man, het Britse 13de Korps 4.056 en het Poolse 2de Korps 3.779.
Dit zorgt voor een totaal van 118.979 doden, gewonden, of vermisten aan geallieerde zijde. Aan de Duitse zijde is er sprake van zo’n 20.000 gedode soldaten, echter alleen bij de Gustav-linie. Nog een citaat over Parachutisten dat ik u niet wil onthouden:
“Das Geheimnis des Erfolges der Fallschirmtruppe kann in drei Begriffen dargestellt werden: Kameradschaft, Korpsgeist und Einsatzbereitschaft.* “
“Het geheim van het succes van de parachutisten kan worden opgesomd in drie woorden; kameraadschap, korpsgeest en efficientie.”
* Uitspraak van Major Rudolf Boehmler – 1/FGR3, Cassino.
Interessante boeken:
Monte Cassino door Dominick Graham
ISBN : 90 02 12660 3