Expansie in het Verre Oosten

Strijd op de Indische Oceaan

Na de aanval op Pearl Harbor ging de 1e Luchtvloot van de Keizerlijke Japanse Marine verder met het tonen van zijn macht en de superieure aanvallen door zijn piloten op nieuwe doelen, vooral tegen de Britse Royal Navy.

Het shockeffect van de Japanse aanval op Pearl Harbor was zo groot, dat vaak over het hoofd gezien wordt dat de 1e Luchtvloot van vice-admiraal Chuichi Nagumo binnen een paar maanden een soortgelijke aanval op de Britten uitvoerde. Vier van zijn zes snelle vliegdekschepen kwamen op 19 februari 1942 bijeen voor de voorbereidingen op een aanval op Darwin en Broome in Noordwest Australië.

De Japanners slaagden erin om in de Java-zee 12 schepen van de gecombineerde ABDA-mariniers (van Australië, Groot-Brittannië, Nederland en Amerika) tot zinken te brengen. Hierbij gingen slechts twee Japanse vliegtuigen verloren. Tijdens een één uur durende aanval werden de basisfaciliteiten en de stad Darwin grotendeels vernietigd.

Aan het eind van februari 1942 hadden de Japanners veel van hun doelstellingen in Oost Indië, Malakka en de Filippijnen bereikt en konden de vliegdekschepen van de 1e Luchtvloot, met een sterke luchtmacht vanaf land, een maand uitrusten voordat ze op 26 maart richting de Indische Oceaan vertrokken.

In een verdrag van de geallieerden uit die tijd was bepaald dat de Indische Oceaan ten westen van Malakka onder Britse verantwoordelijkheid viel, maar de Royal Navy kon slechts een beperkte vloot bijeenbrengen om dit gebied te beschermen.

Admiraal Sir James Somerville had op papier een sterke vloot, bestaande uit vijf slagschepen en drie vliegdekschepen. Slechts twee van deze vliegdekschepen waren echter modern en vier van de slagschepen waren van de “R” klasse, die veruit overtroffen werden door de Japanse schepen.

Somerville had twee gescheiden vloten geformeerd, waarbij de oudere schepen hun basis in Oost Afrika hadden, en de overige rond Ceylon (het huidige Sri Lanka) en de geheime basis bij het atol Addu, een kleine duizend km verwijdert van het zuidelijke gedeelte van de Malediven.

Inlichtingenrapporten maakten melding van een vermoedelijke aanval op Ceylon, op of rond 1 april 1942. Somerville hield zijn vloot overdag in het westen, maar zette ’s nachts koers in oostelijke richting naar waar de verwachte Japanse aanval zou plaatsvinden.

Hoewel de strekking van het rapport klopte, klopte de gemelde datum van 1 april echter niet. Op de avond van 2 april moesten de Britse schepen herbevoorraad en bijgetankt worden en daarom noodgedwongen naar Addu terugkeren.

Dit gold niet voor de zware kruisers HMS Cornwall en HMS Dorsetshire, het oude vliegdekschip HMS Hermes en de destroyer HMS Vampire; deze schepen werden wel naar Ceylon gestuurd.

Luchtpatrouille

Somerville had op de avond van 4 april nog maar net Addu bereikt, toen tijden een luchtpatrouille de vloot van Admiraal Nagumo werd opgespoord op minder dan 650 km ten zuidoosten van Ceylon. De Britten zetten direct koers naar het eiland, hoewel ze geen verwachtingen hadden om de aanval te kunnen stuiten. De twee zware kruisers haastten zich naar Somerville en het onbeschermde Ceylon bereidde zich voor op de aanval.

Net als bij Pearl Harbor hadden de Japanners een zondagochtend uitgekozen voor de aanval. Een radar vanaf de kust spoorde een vloot van 126 vliegtuigen op die op hun doel, Colombo, afvlogen. De haven van Colombo werd beschermd door luchtafweergeschut en de Britse RAF en was dus niet vrij van de scheepvaart.

Veertig of meer gevechtsvliegtuigen probeerde tevergeefs de Japanse aanval af te keren; de helft van de toestellen ging hierbij verloren. Maar na een aanval van een half uur, die Japanners zeven toestellen kostte, functioneerde de haven nog wel.

Helaas ontdekte een Aichi E13A “Jake” watervliegtuig vanaf de kruiser Tone die middag de twee voortspoedende Britse kruisers. De “Jake” bleef de kruisers op de hielen zitten en binnen drie uur hadden je Japanners 90 toestellen bijeen. Zonder enige luchtsteun waren de Britse schepen totaal aan hun lot overgeleverd. Binnen 20 minuten zonken de beide schepen en meer dan 400 levens gingen verloren.

Om de balans te herstellen, probeerde Somerville op 6 april Nagumo te onderscheppen. Maar de zegevierende Japanners lieten zich niet zien. Waarschijnlijk maar goed ook voor de Britten; ze hadden vrijwel het onderspit moeten delven.

Zegevierend Japan

Om de paniek die uitbrak na de aanval op Colombo verder uit te buiten, formeerde Nagumo een aparte aanvalsmacht, gecentreerd rond het kleinere vliegdekschip Ryujo, dat te langzaam was om onderdeel van de hoofdgroep uit te maken.

Deze vloot was op 1 april 1942 uitgevaren van het bezette Birma en was in drie divisies onderverdeeld om de handelsscheepvaart bij de kust van Orissa te bestoken. In een tijdbestek van tien dagen wisten de oppervlakteoorlogsschepen, gesteund door onderzeeërs en de 48 vliegtuigen van de Ryujo, 28 koopvaardijschepen te vernietigen en een aantal havens te bombarderen.

De Ryujo-groep stopte met aanvallen op 7 april, maar de Britten was geen respijt gegund. Op 8 april ontwaarde een op Ceylon gestationeerde PBY-vliegboot de vloot van Nagumo, ongeveer 700 km van Ceylon. Somerville hield zich opnieuw rond Addu op, nadat hij zojuist zijn oudere schepen naar de minder riskante wateren van Oost Afrika had gestuurd.

De koers van Nagumo’s schepen leek richting Trincomalee of Madras te gaan en de havens werden, zonder hoop op een marineonderschepping, ontruimd. Ongeveer 15 uur nadat de PBY Nagumo had ontdekt, vielen 85 toestellen Trincomalee aan. Er was geen scheepvaart en de vliegtuigen vonden weinig doelen op de kust, maar de RAF werd opnieuw zwaar onder handen genomen. Negen Britse bommenwerpers waren de eerste die de Japanse vliegdekschepen aanvielen, maar de toestellen kregen hierbij veel te verstouwen, zonder dat het veel opleverde.

Een “Jake” van de Haruma spotte de Hermes vlak bij de kust. Het vliegdekschip was uit de haven weggevaren zonder gevechtsvliegtuigen aan boord. Vanwege communicatieproblemen had het schip geen luchtdekking kunnen vragen.

Niet minder dan 85 duikbommenwerpers bestookten de Hermes met bommen. Binnen enkele minuten, waarbij naar schatting veertig 250 kilo bommen werden afgeworpen, kapseisde het schip en zonk. Een destroyer en twee tankers volgden de Hermes naar de zeebodem.

Admiraal Nagumo haalde zijn toestellen terug en keerde huiswaarts. Hij was erin geslaagd om de Britten, net zo geruisloos als hij bij de Amerikanen had gedaan, te verslaan. De wateren aan de andere kant van de Japanse westerse verdedigingsomtrek waren, in ieder geval voor enige tijd, veilig.

Hoewel de Japanners nooit meer op een zodanige grote schaal aanvallen ondernamen op de Indische Oceaan, hadden hun grootscheepse activiteiten ervoor gezorgd dat een tegenoffensief nog lang zou uitblijven.