Verloop van de Duitse burgeroorlog

De Duitse oorlog werd ook wel Duitse burgeroorlog of Pruisisch- Oostenrijkse oorlog genoemd. Deze oorlog startte op 21 juni 1866 toen Bismarck het Oostenrijkse deel van Sleeswijk-Holstein binnen viel. Dit gebied was in 1864 opgedeeld door Oostenrijk en Pruissen nadat ze Denemarken hadden verslagen in de Duits-Deense oorlog. Holstein werd beheerst door Oostenrijk en Sleeswijk door Duitsland. Holstein werd dus op 21 juni 1866 aangevallen door de Pruisen.

De oorlog tegen de Oostenrijkers moest er voor zorgen dat de invloed van Pruisen groter zou worden en het de machtigste Duitse deelstaat zou zijn.

Helmuth von Moltke was de chef van de Pruisische generale staf. Hij had in de gaten dat bij oorlogen alles draait om communicatie en verbindingen. Troepen moesten zo goed mogelijk gecoördineerd worden en daarvoor waren telegraafverbindingen en spoorlijnen onmisbaar.

Hij wist deze belangrijke benodigdheden aan te sturen zodat er een grotere effectiviteit ontstond op het slagveld. Troepen en voorraden werden hierdoor veel beter aangeleverd dan de manier waarop dat bij andere legers gebeurde.

Een ander groot voordeel voor de Pruisen was het feit dat hun Oostenrijkse tegenstanders met financiële problemen kampten en daardoor slecht waren uitgerust.