Fort Breendonk

Fort Breendonk is gebouwd in de periode 1906 – 1914 als onderdeel van de buitenste fortengordel van Antwerpen. Het fort vormt een rechthoek van 270 op 160 meter, met de 40 meter brede en 3 meter diepe met gracht en kende in zijn bestaan van oprichting tot eind veertiger jaren enkele turbulente perioden.

Fort Breendonk
Fort Breendonk
  • Kazerne van het Belgisch leger van oprichting t/m 8 oktober 1914;
  • Kazerne van het Duitse leger van 9 oktober 1914 t/m 11 november 1918
  • Kazerne van het Belgisch leger t/m 27 mei 1940 (einde 18 daagse veldtocht)
  • Opslagplaats – Concentratiekamp van de Nazi’s van 28 mei 1940 t/m 4 september 1944
  • Gevangenis – interneringscentrum van het 4 september 1944 t/m 18 juni 1947.
  • Bij decreet van Prins Karel, vanaf 19 augustus 1947 Nationaal Gedenkteken van het Fort van Breendonk.

De gekasseide toegangsweg staat haaks op de Steenweg op Dendermonde te Willebroek en leidt via een gedeeltelijk uittrekbare brug over de gracht naar de tochtige, lange en duistere centrale gang.

In de gang liggen van voor aan beide kanten de gevechtsstellingen of “traditore”, met daarachter de wachtlokalen, buskruitmagazijnen en machinekamers. De gang geeft toegang tot het hoofdgebouw en de 14 kazernekamers, de munitiebunkers en de geschutskoepels.

Vier nauwe gangen lopen vanuit de hoeken van het hoofdgebouw naar de vooruitgeschoven geschutsstellingen of “saillants”. Tijdens de eerste wereldoorlog was het fort van 1 t/m 8 oktober 1914 onderhevig aan zware beschietingen en tot capitulatie gedwongen. Na de Duitse aftocht in 1918 nam het Belgisch leger opnieuw zijn intrek in het Fort maar ontmantelde het geschut dat verouderd was.

Toen Duitsland onder de nazi’s zich in de jaren 30 ging bewapenen en een oorlogszuchtige houding aannam werd het fort in 1939 bij de algemene mobilisatie ingericht als hoofdkwartier van het Belgisch leger.

Op het einde van de achttiendaagse veldtocht op 27 mei 1940 ontruimde Koning Leopold en zijn staf het fort en werd het daags nadien ingenomen door de Duitsers voor de inrichting van een depot.
Wanneer in juli 1940 te Brussel de Dienststelle der Sicherheidsdienste (SIPO/SD) is geïnstalleerd heeft men dringend nood aan een Auffanglager om er anti-Duitse elementen in onder te brengen.

De commandostab der Militarverwaltung (Wehrmacht) krijgt het Fort te Breendonk ter beschikking om er arrestanten in te kunnen onderbrengen en op vordering van de ORTSKOMMANDATUUR te Mechelen is het Gemeentebestuur van Breendonk verplicht de nodige uitrusting te leveren voor een verblijf van minstens 200 gevangenen.

De 30-jarige SS sturmbahnfuhrer (majoor) Philipp Schmitt wordt als kampcommandant aangesteld, deze agressieve, hardvochtige alcoholist heeft in het verleden reeds zijn sporen verdiend bij de SA en SS in de straatgevechten tegen de arbeiders-militanten begin jaren dertig toen de nazi’s hun greep naar de macht deden.

Op 20 september 1940 arriveren samen met Schmitt de eerste gevangenen die in de centrale betonnen gebouwen van de vesting, zelf moeten zorgen voor de inrichting van hun slaapzalen en de prikkeldraad afsluiting rond het fort.

De volgende weken arriveren er nog meer Duits vijandige ambtenaren, joden, zwarthandelaars en communisten. De tucht is op dat moment streng maar dragelijk daar alleen kampcommandant Schmitt, zijn chauffeur Hertel en een stel bewakers van de Landesschutzen-bataillon 657 op het fort verblijven.

Daar de Wehrmachtgevangenissen afhangen van de Militarverwaltung is het leger ook verantwoordelijk voor de bewaking en bevoorrading van dit lager, de tucht onder de gevangenen worden door de SIPO/SD verzekerd.

Midden oktober 1940 bij de aankomst van Arthur Prauss zal alles zeer snel in de negatieve zin veranderen, daar hij de ervaring die hij heeft opgedaan in Oranienburg en Sachsenhausen gaat aanwenden.
Door het onophoudelijk aandringen van het Belgische Rode Kruis bij de kampcommandant en de Militarverwaltung te Brussel mag de ” Foyer Leopold III” vanaf september 1943 enige voedselhulp sturen.

Er arriveren een jaar lang bijna 200 ton aardappelen, brood, onderkleding, truien en schoenen maar de SS-ers halen er zelf het beste uit voor hun families! Alleen de aardappelen en het brood bereiken de gevangenen en verzachten de hongersnood.

Honderden gevangenen zijn gestorven door ontbering en zwakte veroorzaakt door deze sadistische onthouding van voldoende voedsel.
Hygiëne en medische verzorging zijn eigenlijk onbestaande in Breendonk, bijna geen zeep, één smerige handdoek, bijna nooit gewassen ondergoed, 8 latrines voor 400 gevangenen, luizen in de strozak en éénmaal per week naakt over de binnenkoer naar de stortbaden.

Begin 1941 worden 2 slaapzalen tot ziekenzaal ingericht, waar een Duitse Sanitater de plak zwaait. Belgische dokters/gevangenen mogen assisteren in het Revier maar alleen Untersturmfuhrer Prauss bepaalt wie ziek is en wie moet werken.

De schaarse geneesmiddelen worden voorgeschreven door de Duitse garnizoenarts uit Mechelen die één-of 2 maal per week zitting houdt maar nooit veel abnormaals opmerkt niettegenstaande de meeste gedetineerden onder steenpuisten zitten of lijden door etterende wonden.

Zeer snel mag “hongeroedeem” niet meer als doodsoorzaak vermeld worden want de Duitsers noemen het nu “bloedsomloopstoringen”. Enkele tientallen gevangenen, die mits aangepaste voeding nog gered konden worden, vielen als slachtoffer van de macabere medische parodie.

Enkele cijfers in deze beknopte opsomming:

  • Ontbijt: 1 tas eikelkoffie, geen brood of ander etenswaar.
  • Middagmaal: 1 tas koolsoep, geen brood of ander etenswaar.
  • Avondmaal: 300 gr. brood (in 1940 – 1941 slechts 100 gr.)
  • 10 a 30 gr. margarine
  • 5 klontjes suiker (slechts vanaf 1943)
  • 1 theelepeltje jam
  • 1 tas eikelkoffie
Fort Breendonk

De Duitsers onderscheiden twee soorten van gevangenen: de Haftlinge en de Arrestanten. De haftlingen of gewone gedetineerden verblijven in de vroegere troepenkamers. Meestal met 48 man. De arrestanten verblijven in speciale cellen geïsoleerd van de andere gevangenen.

Van de 14 troepenkamers zijn er twee ingericht als ziekenzaal, 6 andere zijn voorbehouden aan de Ariërs en 6 voor de joden, voor lastige en onwillige gevangenen is er het “cachot”. Dit zijn 3 ongeplaveide bunkers, links in de ingangstunnel, zonder verluchting of verlichting. Voor de minste inbreuk op de reglementen en dit volgens de willekeur van Prauss dienen daar alle tuchtstraffen uitgeboet te worden. De gestraften krijgen alleen water en brood; geen soep, geen strozak, geen dekens en zeker geen verwarming.

Wanneer begin 1941 het regime ineens veel strenger wordt, worden Ariërs en joden gescheiden, het eten nog slechter en er komen voortdurend nieuwe gevangenen binnen en ook de arbeidsomstandigheden worden alsmaar zwaarder.

Toch zijn de meeste gevangenen begin 1941 nog in redelijke en aanvaardbare conditie en zijn er nog geen overlijdens geweest, maar dat zal snel veranderen, eind september 1941 zijn er er op het Gemeentehuis van Breendonk al 24 sterfgevallen aangegeven, na enige tijd stoppen de Duitsers overlijdensaangiften op te stellen, de buitenwereld moest eens argwaan kunnen krijgen.

Het merendeel der slachtoffers zijn gestorven van uitputting, ondervoeding of mishandeling. Eén heeft zich uit wanhoop opgehangen en een andere is gewoon doodgeschoten door een dronken bewaker.

Van 20 september 1940 t/m 31 augustus 1944 verbleven er op verschillende tijdstippen 3.547 “haftlingen” waaronder 23 vrouwen in het Auffanglager te Breendonk, 486 ervan overleden in het Fort zelf waarvan:

  • 300door ontberingen en mishandeling
  • 165 Gefusilleerd
  • 21Opgehangen

Er werden:

  • 440 gevangenen vrijgelaten.
  • 2.500 werden gedeporteerd, waarvan er nog minstens 1.600 overleden in andere kampen.
  • Slechts 1 gevangene (Max Kaufman) slaagde erin te ontsnappen op 5 augustus 1942 en leefde tot bij de bevrijding in 1944 ondergedoken te Brussel.
  • Slechts 850 ex Breendonk gevangenen konden worden gerepatrieerd na de bevrijding en ontruiming van alle Duitse concentratiekampen in 1945. De rest was verdwenen in nacht und nebel.
Fort Breendonk

Na de bevrijding proberen de Belgische autoriteiten onmiddellijk de Duitse en Belgische bewakers van het lager op te sporen, de eerste die aangehouden wordt is ex-arbeitsfuhrer Fernand Daumieres, een Belg, die zijn medegevangenen onmenselijk behandelde. Hij wordt op 20 november 1944 als eerste ter dood veroordeelt door de Krijgsraad van Charleroi en gefusilleerd.

Verschillende SS-ers kunnen vlug opgespoord worden en als de Geallieerden doordringen in Duitsland worden daar ook verschillende Duitse SS’ers gearresteerd en uitgeleverd aan België. Van meerdere Duitse kopstukken die dienst deden op het Fort, alsmede van de Roemeense en Hongaarse SS’ers ontbreekt elk spoor.

Op 20 november 1945 wordt sturmbahnfuhrer Schmitt van Nederland naar Belgie overgebracht. De Duitser zat al sedert mei 1945 in de gevangenis van Rotterdam waar hij zich voor een officier van de Wehrmacht liet doorgaan.

Arbeitsfuhrer Obler wordt in Oostenrijk gearresteerd en uitgeleverd.
Op 7 mei 1946 doet de Krijgsraad te Mechelen uitspraak in het eerste proces tegen de Belgische ex-bewakers, burgers, vorarbeiters en zugfuhrers, 16 van hen worden ter dood veroordeeld. Na verwerping van hun beroep en cassatie worden 11 van de 16 op 12 april 1947 gefusilleerd, de 12e, Fernand Wyss, is tevoren al voor andere feiten ter dood veroordeeld en wordt te Antwerpen gefusilleerd.

De Saffel Marcel (SS), Lampaert Adolf (SS), Vermeulen Georges ( SS), Hermans Guillaume (Vorarbeiter), Van Praet Petrus (tuinier), Pellemans Jan (SS), Brusselaers Felix (SS), Raes Eugene (SS), Lewin Sally (Vorarbeiter), Carleer Karel ( smid), Obler Walter (vorarbeiter)

Twee ter dood veroordeelden worden begenadigd:
Van Neck Frans (SS’er, chauffeur van Schmitt), Van De Voorde Gaston (SS)

De bij verstek veroordeelde Vorarbeiter De Vos blijkt reeds op 12 augustus 1944 in Buchenwald te zijn doodgeslagen door zijn medegevangenen, de laatste van de zestien, SSer De Bodt en de grootste Belgische misdadiger is dan nog voortvluchtig.
De andere beschuldigden worden veroordeeld tot zware straffen variërend van 15 jaar gevangenisstraf, 20 jaar dwangarbeid tot levenslang.

De enkele aan België uitgeleverde Duitse SS’ers worden langdurig ondervraagd en met elkaar geconfronteerd maar meestal moet de Krijgsraad ontslag van rechtsvervolging verlenen omdat de feiten niet belangrijk en zwaarwichtig genoeg blijken om hen als oorlogsmisdadiger aan te klagen.

Philipp Schmitt - Kamp commandant
Philipp Schmitt – Kamp commandant

Wanneer ex-kampcommandant Schmitt alleen voor de Krijgsraad te Antwerpen staat zijn de getuigenverklaringen en bewijsmateriaal verpletterend. Maar zoals elke Duitser ontkent hij ten stelligste dat er mishandelingen plaats vonden en verschuilt zich achter de door zijn oversten gegeven bevelen.

Op 25 november 1949 wordt hij ter dood veroordeeld en na verwerping van zijn beroep en zijn genadeverzoek aan de Koning wordt de voormalige kampcommandant in de Militaire bakkerij te Antwerpen op 9 augustus 1950 gefusilleerd door een executiepeloton van 12 rijkswachters.

De grootste schurk genaamd “De Bodt” die ter dood veroordeeld is loopt op dat moment nog steeds op vrije voeten. Hij zal pas in 1951 in Frankrijk gearresteerd worden waar hij in dienst is van het Amerikaanse leger als tolk.

Wanneer hij na een uitgesproken doodstraf bij verstek in 1947 na beroep en cassatie zou kunnen gefusilleerd worden in 1952, verleend de minister van Justitie Pholien hem gratie. Na een storm van protest en verontwaardiging van de weerstand en vaderlandslievende organisaties is de minister verplicht af te treden en zal zijn opvolger alsnog de doodstraf omzetten in levenslange dwangarbeid.

De Bodt zal overigens op 3 januari 1975 overlijden aan botkanker in het gevangenishospitaal te Sint-Gillis. De Hel Van Breendonk behoort dan intussen al tot de geschiedenis.

Na de ontruiming door de Duitsers werd het Fort vanaf 4 september 1944 gebruikt als interneringscentrum voor incivieken (collaborateurs). Helaas maakten de toenmalige bewakers (zogenaamde verzetslieden) zich op hun beurt spijtig genoeg schuldig aan wandaden, zij het op een veel minder erge schaal dan hun voorgangers tijdens de bezetting.
De plunderingen van vlak na de bevrijding en het gebruik van het fort als interneringscentrum hebben het oorspronkelijk uitzicht fel gewijzigd. De ontsnapte oud-gevangenen vonden dat spijtig en hebben

daarom reeds in 1945 een verzoek gericht tot de Minister van Oorlogsslachtoffers om het verval van de gebouwen tegen te gaan en verdere veranderingen stop te zetten.

Op 19 augustus 1947 ondertekent Prins Karel een wet die bij eenparigheid van stemmen was aangenomen in Kamer en Senaat en die tot doel had de oprichting van een zelfstandige openbare instelling genaamd “Nationaal Gedenkteken van het Fort van Breendonk”. Gefinancierd door het Min. Van Landsverdediging zal het Fort in stand gehouden worden als museum.

Nu is het Fort na een grondige renovatie en reconstructie nog steeds in gebruik als Nationaal Gedenkteken en mag het jaarlijks meer dan 75.000 bezoekers ontvangen.

Fort Breendonk
Fort Breendonk – Foto gemaakt door Willy “Max” Horemans voor militair.net

Alleen als je de duisternis hebt gekend,
kun je het licht naar waarde schatten