Tijdens de Tweede Chinees-Japanse oorlog verloor China in eerste instantie veel van haar grondgebied. Een sterke bondgenoot was noodzakelijk om de strijd ten voordele van China te brengen. Japan besloot Amerika aan te vallen door op 7 december 1941 een aanval op Pearl Harbor, een marinebasis van Amerika, uit te voeren.
Hierdoor verklaarde Amerika de oorlog aan Japan. Omdat het grootste deel van het Japanse leger in China was gestationeerd moest daar de grootste strijd worden geleverd wanneer de Amerikanen de Japanse legers zouden willen vernietigen.
Amerika en China besloten elkaar te helpen. Er werden Amerikaanse troepen overgebracht naar China om daar samen met de nationalistische troepen onder Chiang Kai-shek te vechten. De Sovjet Unie weigerde Japanse troepen over haar grondgebied te laten trekken. Dit bemoeilijkte de bevoorrading van de Japanse eenheden. De Japanse eenheden waren toegewezen op bevoorradingsroutes over de Himalaya, een ijskoude onherbergzame streek.
De strijd tussen de Chinese soldaten samen met de Amerikaanse troepen aan de ene kant en de Japanse troepen aan de andere kant verliep moeizaam. Amerika die een oorlog op twee fronten uitvoerde, in Europa en in de Pacific, wilde de oorlog met Japan zo spoedig mogelijk beëindigen.
In de verklaring van Cairo in 1943 kwamen de geallieerde landen: Amerika, Brittannië en China met elkaar overeen wat de eisen moesten worden die door Japan zouden moeten worden opgelegd voor een eventuele vrede. Japan moest Mantsjoerije, Formosa en de Pescadores-eilanden aan China teruggeven en moest daarnaast Korea de vrijheid teruggeven.